Type: Douglas C-47A Skytrain
Onderdeel: 43 Squadron USAAF
Crashdatum: 18 september 1944
Crashlocatie: Pijenkampseveldweg, Dodewaard
Gezagvoerder: 1st. Lt. J.H. Spurrier
Inzittenden: 21
Op 18 september 1944 steeg deze Dakota met nummer 43-16032 op van het Engelse RAF-vliegveld Spanhoe met als bestemming Arnhem. Aan boord een Amerikaanse bemanning bestaande uit piloot 1st Lt. James Harvey Spurrier, co-piloot 2nd Lt. Edward Fulmer, verbindingsman Cpl. William T. Hollis en crew chief Cpl. Russell M. Smith. Verder 17 leden van het Britse 10th Parachute Battalion: Peletonscommandant Sgt. Albert E. Spring, Pte. N. Davies, Cpl. J. Morton, Pte. J. Westbury, Pte. A. Hare, L/Cpl W. Hodgson, Pte. R. Shurbourne, Pte. W. Wilson, Pte. J. Clapperton, Pte. G. Thomson, Sgt. R.C. Haddrell, Pte. Alfred William Penwill. Pte. J. Smith, Pte. J. Hayes, Pte F.W. Bramley, Sgt. W. Conley en Cpl. R.W. Baker.
Het toestel werd geraakt door Duits Flak afweergeschut waardoor er brand ontstond aan boord. Piloot Spurrier werd door een granaatscherf getroffen en was op slag dood. Co-piloot Fulmer kon niet anders dan een noodlanding inzetten. Hij hield zo lang mogelijk hoogte zodat de parachutisten en een deel van de bemanning de tijd hadden om het toestel per parachute te verlaten. Bij het neerkomen nam het toestel twee hoogspanningsmasten mee.
Piloot James Spurrier werd na de crash totaal verkoold aangetroffen in het wrak van het toestel en werd ter plekke begraven. Later is hij herbegraven op de militaire begraafplaats in Margraten.
Ook Pte. Penwill overleefde het niet omdat zijn parachute niet open ging. Hij werd aanvankelijk begraven in Opheusden maar werd later herbegraven in de Airborne War Cemetery in Oosterbeek.
De parachute van verbindingsman Hollis ontvouwde zich te laat waardoor hij met ernstige inwendige verwondingen kort na zijn val zou overlijden. Hij werd in eerste instantie begraven op de begraafplaats in Opheusden maar is later ook overgebracht naar Margraten.
Co-piloot Edward Fulmer werd met zware brandwonden uit het wrak gehaald en overgebracht naar De Snellenburg aan de Hamsestraat in Opheusden. Daar zou hij blijven tot 24 september 1944. Hierna is hij met de eerste Engelse eenheden in Opheusden terug gegaan naar Nijmegen. Van daar is hij op 28 september 1944 via Brussel naar Engeland gevlogen. Na de oorlog ontving Fulmer de Militaire Willems-Orde. Meer over hem vind je hier.
Crew chief Russell Smith kwam met zijn parachute ongelukkig terecht en verwondde zijn been en enkel. Op 19 september 1944 is hij in burgerkleding naar Kesteren gefietst om zich aan te sluiten bij de overgebleven para’s. Na een aantal weken is hij door de ondergrondse via Tiel weer naar de eigen linies gebracht.
De overgebleven parachutisten werden opgevangen door het verzet onder leiding van Johannes van Zanten. Zij brachten hen eerst naar boerderij De Hazenhof in Kesteren. In de nacht van 21 op 22 september zou Johannes van Zanten samen met drie andere leden van zijn verzetsgroep de parachutisten op miraculeuze wijze dwars door de Duitse linies naar de oude steenfabriek in IJzendoorn vervoeren. Hier roeiden ze de parachutisten de Waal over naar het bevrijde Land van Maas en Waal. Daar wachtten Britse soldaten van de Guards Armoured division hen op om hen naar Nijmegen te brengen waar zij op 25 september zouden aankomen.
Meer over deze crash vind je hier.
Pelotonscommandant van de parachutisten Sgt. Albert E. Spring.
Co-piloot Edward Fulmer die de Dakota zo moedig aan de grond zette.
Een papieren gulden die Fré de Jong, uit de verzetsgroep rond Johannes van Zanten, ontving van de 16 overgezette parachutisten. Hun handtekeningen zijn nog duidelijk leesbaar op het biljet.
Een plaquette bij boerderij De Hazenhof die herinnert aan het verblijf van de parachutisten en de Amerikaanse Cpl. Snith.
De crashlocatie van de Dakota ten westen van de Pijenkampseveldweg, 200 meter ten noorden van de A15. Coördinaten: 5540-7160.